-
1 inventory
n. inventaris; boedelbeschrijving--------v. inventariseren, een boedelbeschrijving geven van; ongeveer samenvatteninventory1[ invəntri] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: inventories〉1 inventaris(lijst) ⇒ inventarisatie, boedelbeschrijving————————inventory2〈werkwoord; inventoried〉 -
2 inventaire
inventaire [ẽvãter]〈m.〉1 inventaris ⇒ boedelbeschrijving, inventarisatie, boedelceel2 opsomming ⇒ lijst, overzicht♦voorbeelden:1 dresser, faire l'inventaire, procéder à l'inventaire • de inventaris opmaken, inventariserenm1) inventaris2) opsomming, lijst -
3 Inventar
Inventar〈o.; Inventars, Inventare〉2 inventaris ⇒ inboedel, bezittingen♦voorbeelden:2 lebendes, totes Inventar • levende, dode have -
4 stock
adj. gewoon, vast--------n. voorraad; aandelen, waarde papieren; houtblok, (boerderij) dieren; moederstam--------v. in voorraad hebbenstock1[ stok]1 stok ⇒ stam, (boom)stronk4 steel5 blok6 familie ⇒ ras, geslacht1 voorraad ⇒ stock, inventaris2 bouillon4 〈 economie〉aandelen(bezit/portefeuille) ⇒ effecten, fonds5 〈Brits-Engels; economie〉overheids/staatspapier♦voorbeelden:1 stock in trade • voorhanden/beschikbare voorraad; kneep (van het vak), trucwhile stocks last • zolang de voorraad strektlay in stock • voorraad inslaantake stock • de inventaris opmakenin stock • in voorraadout of stock • niet in voorraad4 active stocks • actieve/druk verhandelde aandelenbuy/hold stock • aandelen kopen/bezittendeferred stock • uitgestelde aandelen, aandelen met uitgesteld dividend〈 Amerikaans-Engels〉 preferred stock • preferente/prioriteitsaandelen〈 figuurlijk〉 her stock is rising • haar ster gaat op/rijsttake stock in • aandelen kopen van; 〈 figuurlijk〉 zich interesseren voor; 〈 informeel〉vertrouwen, geloven, belang hechten aan1 afkomst ⇒ familie, komaf2 materiaal ⇒ materieel, grondstof♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————stock2♦voorbeelden:————————stock3♦voorbeelden:1 stock up on/with sugar • suiker inslaan/hamsterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
5 вносить в инвентарь
vgener. de inventaris opmaken, inventarieren, inventariserenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > вносить в инвентарь
-
6 составлять опись
vgener. de inventaris opmaken (чего-л.), inventarieren, inventariseren -
7 take stock
-
8 état
état [eetaa]〈m.〉2 staat ⇒ lijst, register3 stand ⇒ status, positie♦voorbeelden:état d'âme • gemoedstoestandétat d'esprit • geestesgesteldheidétat de fait • feitelijke situatiel'état de la maison • de staat waarin het huis verkeertétat de santé • gezondheidstoestandétat de siège • staat van belegétat actuel de la science • huidige stand van de wetenschapl'état général • de algehele toestandson état général • zijn algehele gesteldheidla réalité à l'état brut • de naakte werkelijkheiddans cet état de choses • in die omstandighedenêtre dans l'état de nature • naakt zijnêtre dans tous ses états • in alle staten zijnêtre dans un état second • in een droomtoestand verkerenêtre en état de • in staat zijn omen état de guerre • in staat van oorlogen bon état • in goede staatmettre en état • gereedmakenremettre en état • herstellenlaisser en l'état • in de oude staat latenun appareil en état • een apparaat in goede staaten état d'ivresse • in staat van dronkenschapen tout état de cause • in ieder gevalêtre hors d' état de • niet in staat zijn ommettre qn. hors d' état de nuire • iemand onschadelijk makenétat de service • staat van dienstétat civil • burgerlijke standprocéder à un état de l'inventaire • inventaris opmakenil est avocat de son état • hij is van beroep advocaatfaire état de • zich baseren op, melding, gewag maken van1. m1) staat, toestand2) staat, lijst, overzicht3) stand, status, positie2. mstaat, rijk -
9 dresser, faire l'inventaire, procéder à l'inventaire
dresser, faire l'inventaire, procéder à l'inventairede inventaris opmaken, inventariserenDictionnaire français-néerlandais > dresser, faire l'inventaire, procéder à l'inventaire
-
10 procéder à un état de l'inventaire
procéder à un état de l'inventaireDictionnaire français-néerlandais > procéder à un état de l'inventaire
-
11 Inventur
-
12 Inventur machen
-
13 schedule
n. agenda; specificatie; programma; plan--------v. agenda opmaken; tijd bepalen; plannen; keuze van het juiste tijdstip[ sjedjoe:l]♦voorbeelden:ahead of schedule • vóór op het schemabe behind schedule • achter liggen op het schema, vertraging hebbenon schedule • op tijd
См. также в других словарях:
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed — (RCE), often abbreviated as Cultureel Erfgoed, is a Dutch heritage organisation working for the protection and conservation of National Heritage Sites. It is located in Amersfoort. Contents 1 Responsibilities 2 History 3 See also … Wikipedia